Page 16 - Gebruikershandleiding LMC
P. 16
Handleiding en inspectieboekje voor camper
Veiligheid
2.5.1 Basisvoertuig
Banden en wielen Versleten banden en foutieve bandspanning schaden het rij- en
remgedrag van het voertuig en kunnen tot ongevallen leiden.
Daarom altijd opletten:
Velgen en banden moeten toegestaan zijn voor het voertuig (Æ
kentekenbewijs deel I).
Regelmatig bv. – bij elke tankstop – de banden van het voertuig
op voorgeschreven staat en correctie bandspanning
controleren.
Versleten banden per ommegaande vervangen.
Bij de eerste rit, na elke wielmontage en elke wielwisseling de
wielmoeren na 50 km aanhalen.
Bij vrij lange reisonderbrekingen met regelmatige tussenpozen
controleren of wielmoeren vastzitten.
Banden mogen niet ouder dan 6 jaar zijn. Dat geldt ok voor
reservewielen – ook als zij niet worden gebruikt.
Conform de actuele buitentemperaturen in het reisland zomer-
of winterbanden gebruiken.
Afhankelijk van banden op voorgeschreven profieldiepte letten.
Vóór vrij lange stilstand banden ontlasten (bv. voertuig
opvijzelen, wielen demonteren, wielen conserveren en liggend
of op velgboom droog en vorstvrij opslaan).
Sneeuwkettingen Bij gebruik van sneeuwkettingen lokale voorschriften in acht
nemen.
Sneeuwkettingen alleen op aandrijfwielen aanbrengen. Op
fabrieksopgaven letten. Na enkele meters rijden controleren of
sneeuwkettingen correct zitten en de juiste spanning hebben.
Met sneeuwkettingen altijd langzaam en alleen op volledig met
sneeuw bedekte wegen rijden.
16 2008-02-15